Projectmanagement in de 19e eeuw
Daniel Blom – Student aan de TU Delft & werkstudent bij MareVisie
De 19e eeuw is er een van grootse veranderingen. Industriële en politieke revoluties, keizers en koloniën, enorme vooruitgang voor sommigen en enorme stagnatie elders. Nederland ondergaat in deze eeuw opnieuw een verandering die vergeleken kan worden met de eerste periode van inpoldering. Wij hebben dan ook vooral de waterschappen gevolgd die deze polders beheren. In de 19e eeuw wordt de Rijkswaterstaat echter de belangrijkste speler in het Nederlandse waterbeheer.
De oprichting: 1798 – 1815
De Rijkswaterstaat is oorspronkelijk opgericht in 1798 door de Bataafse Republiek, een Nederlands regime dat was ondergeschikt aan de Franse revolutionairen. Het idee was, en is ergens nog steeds, om één centraal orgaan te hebben dat verantwoordelijk is voor de constructie en onderhoud van grote water infrastructuur. In plaats van dat allemaal losse waterschappen hier over gingen, kwam er een rijksinstituut dat projecten ging uitvoeren waar waterschappen te klein, verdeeld en onprofessioneel voor waren. Het belangrijkste doel van de Rijkswaterstaat was het voorkomen van overstromingen, die nog steeds dikwijls plaatsvonden. Een belangrijk kenmerk van deze vroege Rijkswaterstaat is het militaire karakter. De vroege Rijkswaterstaat was dan ook een onderdeel van een Frans militair instituut, en kreeg vooral militaire opdrachten zoals het aanleggen van verdedigingswerken.
De autocratische periode: 1815-1839
Na Napoleons nederlaag in Waterloo werd Nederland door de grootmachten gereorganiseerd als het Koninkrijk der Nederlanden, waar ook België bij zat. Onder koning Willem I kreeg de Rijkswaterstaat veel opdrachten, zoals het aanleggen van grote kanalen en wegen. Hoewel Rijkswaterstaat nu een overheidsinstituut was waren veel verantwoordelijkheden nog onduidelijk, en ingenieurs kregen opdrachten én salaris van zowel de koning als afzonderlijke provincies. Deze ronduit vage organisatorische structuur, en de sociale komaf van de meeste ingenieurs, zorgde ervoor dat ondanks indrukwekkende prestaties de Rijkswaterstaat niet meteen de reputatie had waar we nu aan denken. Veel van de ingenieurs waren namelijk praktisch geschoolde kinderen van relevante arbeiders, zoals molenaars, kaartenmakers en timmermannen. De hoogopgeleide bureaucraten van andere ministeries zagen hen dus zeker niet als hun gelijken.
Dit neemt echter niet weg van de wel degelijk indrukwekkende prestaties geleverd door de vroege Rijkswaterstaat. Zo werd 500 kilometer aan kanalen gegraven, werden de eerste rijkswegen aangelegd en begon de Rijkswaterstaat met het in kaart brengen van de dimensies van alle rivieren.
Maar hoe kreeg dit piepjonge instituut het dan voor elkaar om deze projecten uit te voeren? Naast de al genoemde concentratie van praktische ingenieurs met levenslange ervaring én een schijnbaar onuitputtelijke schatkist, was de Rijkswaterstaat innovatief in hun manier van kennisvergaring en hun organisatorisch vermogen. Door het bijeenbrengen van zoveel mogelijk kennis over de Nederlandse wateren en techniek, kon deze effectief worden gebruikt – in tegenstelling tot de eerdere waterschappen, die hun eigen kennis bijhielden en deze niet standaard met elkaar uitwisselden. Het organisatorisch vermogen van de Rijkswaterstaat was ook opvallend. Er werd een groot alarmsysteem opgezet langs de rivieren dat tijdig kon waarschuwen voor overstromingen. Bij de alarmposten werden ook gegevens over de rivieren genoteerd, zodat geleerd kon worden hoe stromingen zich verdeelden over het land. Voor het graven van de vele kanalen werden honderden arbeiders ingezet en efficiënt aangestuurd. Rijkswaterstaat ontwikkelde een hiërarchische maar flexibele structuur, waarbij ingenieurs uit verschillende regio’s samenwerkten en hun expertise deelden.
Crisis en reorganisatie: 1840-1848
Na de afscheiding van België raakten de financiën van Nederland enigszins in een hopeloze knoop ellende, en ook het aftreden van Willem I in 1840 hielp hier niet bij. De Rijkswaterstaat ving hier een hoop klappen op, en werd in erg korte tijd afgeschaald tot “[…] een marginale organisatie van minimale middelen en onbelangrijke taken om uit te voeren en een veelvoudig slachtoffer van chaotische reorganisaties en bezuinigingen.” (vrij vertaald naar Lintsen (2002)). Ook werd de top van de Rijkswaterstaat uitgedund door het pensioen en overlijden van veel prominente ingenieurs.
Democratisering en mechanisering: 1848-1890
In 1848 veranderde de situatie voor Rijkswaterstaat en Nederland zelf drastisch. Op het initiatief van Thorbecke werd Nederland op vredige wijze een constitutionele monarchie, in een tijd waarin dat erg vaak gepaard ging met een bloederige revolutie.
Onder de nieuwe kabinetten, vaak geleid door meer liberaal georiënteerde ministers, zoals bijvoorbeeld Thorbecke zelf, kreeg de Rijkswaterstaat nieuw leven en de kans om indrukwekkende projecten uit te voeren. Zo lukte het de Rijkswaterstaat om in 1852 het Haarlemmermeer droog te leggen, dat voorheen ruwweg de driehoek tussen Leiden, Haarlem en Amsterdam innam. Willem I gaf weliswaar de opdracht tot deze drooglegging al in 1837, maar het daadwerkelijke project stagneerde lang vanwege de moeite om goede opdrachtuitvoerders te vinden. In dit project werden voor het eerst grote stoomgemalen gebouwd en ingezet. De vooruitblikkende inzet van stoomgemalen zette, ondanks een aantal technische missers, een voorbeeld voor hoe Rijkswaterstaat een instituut werd dat technische innovatie hartelijk omarmd.
Naast deze drooglegging lukte het de Rijkswaterstaat in deze periode ook om extra kanalen te graven voor de binnenvaart, en wel 1700 kilometer aan spoorwegen aan te leggen.
Vooral het rivierenplan had grote invloed op het voorkomen van overstromingen. Alle grote rivieren in Nederland kregen hier bij standaardafmetingen die optimaal zijn voor scheepvaart en doorstroming. Hierbij verdwenen veel oude natuurgebieden, waar voorheen rivieren traag doorheen stroomden en unieke ecosystemen in stand hielden. Hoewel wij dit nu een groot verlies vinden, moet hierbij bedacht worden dat de veiligheid van de bewoners erg in het gevaar kwam door deze overstromingen.
Het resultaat van al dit werk van de Rijkswaterstaat is dat de laatste grote watersnoodramp vóór 1953 plaats vond in 1873. Zo’n 70 jaar na oprichting was de Rijkswaterstaat erin geslaagd om Nederland vrijwel helemaal veilig te maken voor overstromingen. Dit lijkt misschien wel lang om één doel te halen, maar in deze tijd is Nederland alweer compleet veranderd. Door het land staan stoomgemalen die de polders leegpompen naar grote, strakke rivieren die efficiënt leegstromen de zee in. Kanalen verbinden de grote rivieren en hierdoor verbindt binnenvaart de economieën van grote steden. Met de trein gaan mensen sneller dan ooit van de ene naar de andere kant van het land. En het belangrijkste: het gevaar van overstromingen lijkt vrijwel compleet geweken.
Uiteindelijk zorgden professionaliteit, centralisatie en democratisering ervoor dat de Rijkswaterstaat wereldwijde faam verwierf als een pionier in infrastructuurprojecten. Het verhaal van Rijkswaterstaat geeft het belang aan van de wijde inzet van diepe technologische kennis, een duidelijke visie en slimme inzet van professionelen. MareVisie als technisch consultant neemt graag een voorbeeld aan dit verhaal om elk technisch project met succes te voltooien.
Bronnen:
Lintsen, H. (2002). Two centuries of central water management in the Netherlands. Technology and Culture, 43(3), 549–568. https://doi.org/10.1353/tech.2002.0126
- Berkers (2002), Technocraten en bureaucraten. Ontwikkeling van organisatie en personeel van de Rijkswaterstaat, 1848-1930. PhD Dissertie (TU Delft)
Wikipedia